Historiek
KARUS is ontstaan uit een fusie in 2018 tussen de inrichtende machten van het Psychiatrisch Centrum Caritas in Melle en het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Camillus in Sint-Denijs-Westrem.
Geschiedenis campus Melle
De wortels van het psychiatrisch centrum Caritas, nu KARUS - campus Melle, gaan terug tot het ontstaan van de congregatie van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria in 1803. Priester Petrus Jozef Triest, stichter van de congregatie, stuurde in april 1808 vanuit het 'Moederklooster Ter Haegen' een aantal zusters naar Hospice n°8, het krankzinnigengesticht voor vrouwen te Gent. Daar namen zij de zorg op zich van de geesteszieke vrouwen die er onder armoedige en schrijnende omstandigheden verbleven.
Het Sint-Jozefshuis
Dit was de start van een ware omwenteling in de tot dan toe, met uitzondering van Geel, onbestaande verzorging en behandeling van de geesteszieken. De naam Hospice n°8 werd veranderd naar het Sint-Jozefshuis. Onder het bekwame beheer van Triest en de zorgzame inzet van de Zusters van Liefde, werd het omgevormd tot een modelinrichting waarin de krankzinnige vrouwen op een humane manier verpleegd werden.
Het bleef niet bij deze betere behandeling. Eén van de grote verdiensten van Triest was dat hij het doorzicht en misschien wel het geluk had om een man van de wetenschap te ontmoeten die samen met hem een belangrijke pionier zou worden van de medische benadering van de krankzinnigenzorg.
Deze man was Joseph Guislain, een arts die, vanuit de bekommernis om het lot van de krankzinnigen en gestaafd door zijn wetenschappelijke overtuiging, zich wou inzetten om de behandeling van de geesteszieken te verbeteren. Op voorstel van Triest werd Guislain in 1828 benoemd tot hoofdgeneesheer van de twee krankzinnigengestichten van Gent.
Bij de overname van het 'Hospice nr. 8' door de Zusters van Liefde waren er ongeveer 80 zieken. Dit aantal zou gestaag stijgen. Zo waren er in 1828, het jaar van de benoeming van Guislain tot hoofdgeneesheer, 190 krankzinnige vrouwen opgenomen. In 1835 werden belangrijke verbouwingen uitgevoerd: oudere delen van het huis werden gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe refter, spreekplaats, keuken en kapel.
Kanunnik Triest overleed op 24 juni 1836 op 76-jarige leeftijd. E.H. De Decker, die hem opvolgde als algemeen overste, richtte in 1842 het 'Maison de Santé' op in de aanpalende Bestormstraat. Dit was een instelling aanpalend aan het St.-Jozefshuis waar betalende zieken opgenomen werden.
Rond 1892 werd de werking van de instelling bemoeilijkt door een dispuut over het eigendomsrecht van de gebouwen. Onder leiding van Kanunnik Van Rechem, die aangesteld werd als bestuurder van de Zusters van Liefde, werden plannen gemaakt voor een nieuwe voorziening volgens het toen in België nog onbestaande “paviljoenensysteem”.
1908: PC Caritas in Melle
In 1904 werd in Melle een terrein aangekocht om dit paviljoenencomplex te bouwen, ter vervanging van het verouderde St.-Jozefshuis. De bouwwerken startten in 1905 en duurden tot 1911. Dezelfde plannen werden later gebruikt voor het bouwen van instellingen in Venray (NL) en St.-Servais (Namen).
Op 23 maart 1908 namen de eerste zusters hun intrek in Caritas en op 15 mei van datzelfde jaar verleende een ministerieel besluit de toelating tot het openen van "een gesticht voor betalende en behoeftige krankzinnige vrouwen". Het St.-Jozefshuis en het Maison de Santé sloten op 1 juli 1908 definitief hun deuren.
Met het paviljoenensysteem stapte men af van de vroegere massieve complexen (b.v. het Guislaininstituut). Een nieuw type instelling, gebaseerd op een strikte plattegrond en bestaande uit losstaande gebouwen waarbinnen de patiënten per categorie ondergebracht werden, werd geïntroduceerd: er werd o.a. een onderscheid gemaakt tussen de ‘observatieafdeling’, de paviljoenen voor ‘rustige’, ‘half onrustige’ en die voor ‘onrustige’ zieken. Tevens werden de betalende zieken ondergebracht in andere gebouwen dan diegenen die niet over de financiële mogelijkheden beschikten om hun verblijf te betalen.
Het 'asiel Caritas' gold in de beginjaren als een modelinstelling. Het patiëntenaantal steeg gestaag en zou op een bepaald moment zelfs de kaap van 1.000 overschrijden. Nieuwe behandelingstechnieken werden ingevoerd. Aan te stippen valt het grote belang dat gehecht werd aan de zogeheten "arbeidstherapie". Neuroleptica werden vanaf 1952 aangewend in de behandeling. Vanaf de jaren ’70 ontstonden ingrijpende veranderingen: niet-religieuzen kregen beleidsfuncties en het personeelsbestand werd gevoelig uitgebreid.
Boek 100 jaar PC Caritas
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van PC Caritas en 200 jaar psychiatrische zorg door de Zusters van Liefde van J.M., werd het boek 'Terug naar de toekomst' uitgegeven.
Het bevat bijdragen van medewerkers over de geschiedenis, de architectuur, behandeling, kunst en therapie,... en is rijk geïllustreerd met foto's en beeldmateriaal. Het boek kan besteld worden bij info@karus.be. De kostprijs bedraagt 10 euro.
Geschiedenis campus Gent
Het ontstaan van Sint-Camillus dateert van 1936. Het instituut bestond uit één gebouw dat vandaag nog steeds gebruikt wordt: het Kasteel.
Het kasteel
Reeds in 1844 werd gewag gemaakt van een kasteel dat toebehoorde aan Dhr. Hamelinck. Omstreeks 1874 kwam het kasteel in handen van de familie Leo, Hector en zusters Delebecque, die de eerste verbouwingen uitvoerde. Wellicht via huwelijk werd de familie de Gellinck d’Elseghem mede eigenaar van het kasteel.
In 1892 werd een nieuw kasteel gebouwd.
In 1895 is het kasteel reeds eigendom van Ridder de Gellinck d’Elseghem die er ook zijn intrek nam. Bij een felle brand in maart 1911 waarbij de familie de Gellinck en haar personeel ternauwernood aan de dood ontsnapten, werd het kasteel nagenoeg volledig vernield. Pas in 1914 was het kasteel hersteld en nam de familie de Gellinck er opnieuw zijn intrek. In 1933 verhuisde het gezin en het kasteel bleef leeg en onbewoond
Ontstaan PZ Sint-Camillus
Wanneer in 1936 de toenmalige psychiater Dr. De Vos besliste om een psychiatrisch ziekenhuis te starten voor de behandeling van mensen met acute psychiatrische stoornissen zonder dat een collocatie noodzakelijk was, was de geboorte van Sint-Camillus nakend.
Hij richtte zijn voorstel aan de kerkelijke overheid die de congregatie van de zusters Maricolen-Franciscanessen van Waasmunster vroeg de hoede voor dit ziekenhuis op zich te nemen. De congregatie aanvaardde deze nieuwe uitdaging en besliste het kasteel aan te kopen van de toenmalige Ridder de Gellinck d’Elseghem. Naast de stichter Dr. De Vos kunnen ook nog de 3 zusters, Zr. Remigia De Smet, Zr. Rudolfa Smet en Zr. Michaël Matthys als pioniers worden beschouwd.
In 1937 werd E.H. Emiel Kestens door het Bisdom Gent aangeduid als eerste aalmoezenier van Sint-Camillus. Door de talrijke aanvragen en het beperkt aantal plaatsen, werd beslist om in 1938 het koetshuis (= huidige therapiegebouw) om te bouwen tot een ziekenhuis waarbij een grotere capaciteit aan bedden werd beoogd.
Tijdens de donkere oorlogsperiode van ‘40-’45 nam het Duitse leger zijn intrek in het kasteel en moesten de daar logerende patiënten verhuizen naar het ziekenhuis. Ze konden pas terugkeren na de oorlog en na de herstelling van de vrij aanzienlijke beschadiging aan het kasteel.We schrijven 1945 wanneer de stichter en bezieler Dr. De Vos na een slepende ziekte overleed. Hij werd opgevolgd door Dr. Wauters.
Een eerste uitbreiding van het patrimonium kwam er in 1946 waarbij een conciërgewoning werd gebouwd in de Steenaardestraat.
Vanaf 1950: Uitbreiding van het ziekenhuis
Tot nog toe was de opname in Sint-Camillus helaas enkel weggelegd voor de begoede zieken, aangezien het toenmalige daggeld van 60,- fr. niet door iedereen kon worden betaald. Hierin kwam verandering in 1947 wanneer de Verzekering tegen Ziekte en Invaliditeit ook de acute psychiatrie is gaan omvatten. Ten gevolge van het groeiend aantal patiënten werd in datzelfde jaar zelfs een tweede psychiater tewerkgesteld.
In 1950 werd het patiëntenbestand zo groot dat een uitbreiding van de observatiediensten onontbeerlijk was.
Het succes van onze instelling stopte niet en in 1958 moesten alweer grote aanpassingswerken worden uitgevoerd om beter te kunnen inspelen op de behoeften van zowel patiënt, verplegend personeel als van de modernere vereisten van de psychiatrische geneeskunde in het algemeen.
In 1960 werd beslist om een derde paviljoen ‘De Herenbouw’, te bouwen. Hierdoor verhoogde de capaciteit tot 160 bedden. Het instituut bloeide en naast de immer veranderende noden inzake personeel en specialisatie was er in 1965 ook aandacht aan de geestelijke noden. Er werd namelijk beslist om, in vervanging van de kleine huiskapel in het kasteel, een grotere aparte kapel te bouwen voor het steeds groter wordend aantal patiënten. In datzelfde jaar werd trouwens een derde geneesheer-psychiater aangeworven.
Door het succes van de instelling drong een verdere uitbreiding zich op. Er werd beslist om in 1966 een aanvraag tot uitbreiding en vernieuwing te richten aan het Ministerie van Volksgezondheid.
Waar leven is, is beweging, verandering en voortdurend nieuwe noden. In 1968 werd voor de geestelijke gemeenschap, die op dat ogenblik uit 20 zusters bestond, een afzonderlijke woning gebouwd dicht bij de kapel. Een polyvalente zaal werd opgericht in 1969, waarin o.a. diverse culturele activiteiten werden georganiseerd en waar zowel een cafetaria voor patiënten met bezoek, alsook een ruimte was voorzien waar personeel maaltijden kon nuttigen.
In 1970 werden respectievelijk het zuiveringsstation en een personeelswoning gebouwd, maar de belangrijkste datum was 17 augustus 1971. Op deze datum werden de werkzaamheden gestart voor de bouw van de nieuwe kliniek.
1975: nieuwe kliniek
Op 31 mei 1975 was het dan eindelijk zover. De nieuwe kliniek werd op deze dag plechtig geopend in het bijzijn van heel wat prominenten.
Het was een modern gebouw, aangepast aan de behoeften van dat ogenblik. Er werden in dat zelfde jaar tevens 180 bedden toegewezen aan Sint-Camillus.
Nog een aantal vermeldenswaardige data inzake uitbreiding:
- 1977: bouw van 3 isoleerkamers aan de herenbouw;
- 1979: bouw van de klokkentoren;
- 1980: aanpassing van het mortuarium.
Na de bouwwoede van de afgelopen decennia bleek in 1981 de tijd aangebroken om ook inhoudelijk een vernieuwing door te voeren. Waar voor 1980 de instelling hoofdzakelijk verdeeld was in 6 afdelingen met gelijkaardige patiënten in behandeling streefde men nadien naar meer specifieke opname- en/of behandelingseenheden.
Dit streven werd zelfs versneld door de omvangrijke aanpassingswerken waartoe het instituut werd verplicht als gevolg van een negatieve brandweerinspectie.
De instelling groeide ondertussen uit tot een gespecialiseerde verzorgingsinstelling.
Ook in 1995 werd het dagcentrum opgericht. Van de 180 bedden werden daarvoor 8 bedden omgezet in plaatsen voor dagbehandeling. Van bij de start was het duidelijk dat het dagcentrum beantwoordde aan een nood. Op korte termijn waren er meer dan 40 patiënten die meerdere dagen per week naar het dagcentrum kwamen.
Het jaar daarop is de afdeling A4 – een afdeling voor chronische patiënten – opgeheven en is in de plaats daarvan begonnen met een afdeling voor jonge druggebruikers (het huidige KA+2). Dit nieuw initiatief had aanvankelijk moeite om zich te lanceren maar na 2 jaar had het zijn plaats verworven binnen de regionale aanbod van drughulpverlening.
Na een grondige voorbereiding van een jaar, is in september 1999 gestart met een specifieke afdeling voor de opname van moeders met een postpartum psychologische problematiek samen met hun kindje. Deze afdeling, gevestigd op de afdeling angst- aanpassings- en stemmingsstoornissen, heeft een capaciteit van 4 plaatsen.
Eind 1999 is een nieuwbouw “De Vennen” in gebruik genomen na een periode van 4 jaar bouwen. “De Vennen” biedt onderdak aan de behandelafdelingen die tot dan toe in de Herenbouw gehuisvest waren. .
De laatste innovatie waarmee gestart is, is de liaisonpsychiatrie met A.Z. Sint-Vincentius Deinze en A.Z.Sint-Lucas Gent. Vanaf mei 2000 worden patiënten in deze beide algemene ziekenhuizen begeleid door onze psychologische dienst.